
05 nov Samenvatting stand van zaken adviezen van de werkgroepen
OPeRA heeft geïnventariseerd wat de adviezen van de werkgroepen ‘Leraar van de toekomst‘ en ‘Studiekeuzebegeleiding‘ opgeleverd hebben in de praktijk. De partner scholen en instellingen hebben een vragenlijst ingevuld over de mate waarin en wijze waarop adviezen benut zijn, wat maakt dat delen van de adviezen (nog) niet benut konden worden en wat er nodig is om de adviezen (nog) verder te brengen.
De belangrijkste conclusies zijn dat er breed draagvlak binnen de scholen, instellingen en lerarenopleidingen is voor de adviezen. Dat de mate waarin deze benut zijn verschilt en mede afhankelijk is van de fase van ontwikkeling waarin men zich bevindt en de keuzes ten aanzien van de koers.
Een deel van de partners vindt in adviezen een onderwijskundig onderbouwde bevestiging op de goede weg te zijn en heeft voldoende aan de geboden handvatten. Een ander deel van de partners heeft behoefte aan verdere concretisering om de adviezen nog verder te brengen. Belangrijke voorwaarden voor het nog verder brengen van de adviezen liggen op het gebied van het creëren van ‘tijd’, ‘focus’, ‘draagvlak’ en ‘commitment’.
Inleiding
Onderwijspartners regio Amsterdam e.o. (OPeRA) is een overkoepelend netwerk dat zich richt op het verbeteren van de aansluiting van het voortgezet onderwijs (vo) en hoger onderwijs (ho) en het vergroten van het studiesucces van leerlingen en studenten. OPeRA formeert daartoe onder andere werkgroepen met experts die voor het vo en ho relevante thema’s adviezen formuleren. OPeRA is benieuwd wat er met de adviezen van twee werkgroepen in de praktijk is gedaan.
De eerste werkgroep betreft ‘Leraar van de toekomst’. De werkgroep heeft het profiel van een (startende) leraar van de toekomst geformuleerd en in 4 kerncompetenties beschreven, adviezen geformuleerd m.b.t. wat scholen en opleidingenkunnen doen om dit profiel te versterken en aanbevelingen gedaan. Het adviesrapport is hier te vinden.
De tweede werkgroep betreft ‘Studiekeuzebegeleiding’. De werkgroep heeft adviezen geformuleerd met betrekking tot de attitude en vaardigheden die leerlingen in het ho onderwijs nodig hebben, de manier waarop leerlingen beter inzicht kunnen krijgen in hun eigen capaciteiten en het beroepsbeeld dat daarbij past en effectieve manieren waarop leerlingen vervolgopleidingen kunnen leren kennen. Tevens hebben ze een OPeRA-model voor studieloopbaan-begeleiding ontwikkeld, dat scholen en instellingen kunnen gebruiken om hun eigen LOB vorm te geven. Het adviesrapport is hier te vinden.
Leeswijzer
In deze samenvatting komt achtereenvolgens de respons, de bekendheid met het netwerk, het advies m.b.t. ‘Leraar van de toekomst’) en het advies m.b.t. ‘Studiekeuzebegeleiding’ aan bod. Bij beide adviezen wordt voor de scholen en instellingen beschreven hoe de adviezen benut zijn, wat maakt dat delen van de adviezen (nog) niet benut konden worden en wat er nodig is om de adviezen (nog) verder te brengen. Aan het eind volgt de conclusie en aanbevelingen.
Respons
Op 17 februari 2020 is er een vragenlijst naar 5 partnerinstellingen voor hoger onderwijs en 67* partnerscholen voor voortgezet onderwijs (inmiddels zijn dat er 102) van OPeRA gestuurd om te inventariseren in hoeverre deze adviezen benut zijn en wat er voor nodig is om de adviezen verder te brengen. De resultaten van de vragenlijst worden benut voor de doorontwikkeling van OPeRA.
- Twintig procent van alle respondenten heeft de vragenlijst ingevuld.
- Van de ho instellingen heeft honderd procent de vragenlijst ingevuld.
- Van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft achttien procent de vragenlijst ingevuld.
De respons van de instellingen is representatief. Het aantal scholen dat het ingevuld heeft, is niet helemaal representatief en dient daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het geeft echter wel een signaal wat serieus genomen dient te worden.
Algemeen: frequentie deelname aan bijeenkomsten
Alle respondenten geven aan bekend te zijn met het OPeRA-netwerk. OPeRA organiseert ieder jaar een conferentie en drie netwerkbijeenkomsten. Gemiddeld bezoekt een of meerdere medewerkers van een school of instelling 2,3 maal per jaar een bijeenkomst van OPeRA. Medewerkers vanuit de scholen voor voortgezet onderwijs bezoeken de bijeenkomsten van OPeRA gemiddeld tweemaal per jaar. Vanuit het de instellingen voor hoger onderwijs worden de OPeRA bijeenkomsten gemiddeld 3 maal per jaar bezocht.
Advies m.b.t. Leraar van de toekomst
Bekendheid en mate waarin adviezen benut zijn
- Alle respondenten zijn bekend met de adviezen van de werkgroepen van OPeRA.
- Tachtig procent van zowel de hoger onderwijsinstellingen als de scholen voor voortgezet onderwijs geeft aan dat de adviezen van de werkgroep ‘Leraar van de toekomst’ benut zijn.
Hoe zijn de adviezen benut?
Instellingen
- Meegenomen bij het opstellen van het meerjarenbeleidsplan.
- Voor zij-instromers (bètavakken) een maatwerkprogramma opgezet samen met een drietal opleidingsscholen.
- Samen met de andere lerarenopleidingen in het land zijn de toelatingseisen voor de postmasteropleidingen versoepeld en wordt er gewerkt aan nieuwe vormen van assessment.
- Steeds meer aandacht voor vernieuwend onderwijs in de lerarenopleidingen. Er is deelgenomen aan een traject samen met de vernieuwende PLEION-scholen, om na te denken over wat leraren-in opleiding in die scholen nodig hebben.
- Het advies is binnen de tweedegraads lerarenopleidingen met de schoolleiders die in de Raad van Advies zitting nemen en het MT van een faculteit gedeeld en benut bij nieuwe ontwikkelingen (zoals het opstarten van een minor voor studenten die graag op innovatieve scholen willen werken). Op langere termijn zijn er plannen voor een innovatieve lerarenopleiding, daarin wordt het advies ook meegenomen.
- De adviezen zijn doorgegeven aan de lerarenopleiding (en benut in als input bij discussies en besluiten).
- Het is benut bij een voorstel voor samen opleiden en professionaliseren: een gezamenlijke aanpak om opleidingsvragen bij scholen te identificeren en adresseren.
Scholen
- Verregaande initiatieven en afspraken met een hbo met betrekking tot de start van een alternatieve lerarenopleiding.
- Schoolleiders (van de opleidingsschool) benutten de adviezen bij (beleids)plannen.
- Het advies is samen met het beroepsbeeld van de leraar (platform VO-raad) als onderlegger gebruikt voor het updaten van het professionaliseringsplan voor het personeel van de school.
- De adviezen worden (deels) benut bij het begeleiden van startende docenten.
- Scholen geven aan zelf al langer intensief met (beleid en aanpak rond) deze thema’s bezig te zijn, passend bij de adviezen van de werkgroep.
- De kerncompetenties hebben de aandacht: zo wordt er gewerkt met de 5 rollen van de docent als kwaliteitskader.
Wat maakt dat delen van de adviezen (nog) niet benut konden worden?
Instellingen
- De uren van docenten en de juiste begeleiding bij een verandertraject.
- De wet en regelgeving maken sommige aanbevelingen lastig uit te voeren maken (zoals de trainee ships en de meervoudige bevoegdheden).
- De adviezen zijn wat algemeen en er zijn veel spelers in de regio die verschillende behoeftes en wensen hebben. Dat maakt een eenduidige aanpak lastiger.
- Het is ingebracht in de Taskforce Lerarentekort Amsterdam (maar niet bekend in hoeverre of wat erna concreet mee gebeurd is).
- Op dit moment meer bezig met de basis van het onderwijs (de kerncompetenties komen wel nadrukkelijk aan bod).
Scholen
- Er is in mindere mate actief op is gestuurd door de schoolleiding.
- Vanuit verschillende gremia (OPeRA, maar ook vanuit o.a. de VO-raad, Technasium, Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs, WON-platform het schoolbestuur) worden zaken ontwikkeld worden m.b.t. ‘het gewenste leraarschap’, een school kiest daaruit wat het beste past bij de schoolcultuur.
- De focus wordt met name op de basis (doelen uit het Inspectiekader) gelegd.
- Een integratie/herziening van de kerncompetenties en het kwaliteitskader dat momenteel worden gebruikt zou wenselijk geacht dienen te worden.
- Het advies lijkt meer van toepassing voor de lerarenopleidingen dan de scholen.
- Vele wisselingen in schoolleiding.
- Risico dat advies wegzakt in de vele beleidsadviezen die constant langskomen in het vo.
- Het wiel wordt soms op meerdere plekken tegelijk ‘verbeterd’
(anderzijds ook als voordeel benoemd dat het prettig is op meerdere fronten informatie te kunnen halen om toe te passen).
Wat is er nodig om de adviezen (nog) verder te brengen?
Instelling
- Nog een keer aandacht vragen voor de adviezen en deze meenemen in de discussie over samen opleiden en professionaliseren, waardoor het in gezamenlijkheid kan worden verder gebracht (maar enigszins lastig vanwege de vele partijen)’.
Scholen
- Sturing van de schoolleiding; als school zelf doorgaan met het ingezette beleid dat in lijn is met de aanbevelingen.
- Iedere stichting iemand laten benoemen tot ambassadeur met implementatieverplichtingen (als oplossing voor wisselingen in schoolleiding).
- De adviezen zijn goed, maar wat verregaand; er is meer tijd nodig dit te implementeren.
- Een andere insteek van de lerarenopleidingen en daardoor een andere samenwerking met de scholen (bijvoorbeeld kijken bij scholen met verschillende aanpak).
Advies m.b.t. Studiekeuzebegeleiding
Bekendheid en mate waarin adviezen benut zijn
- Alle respondenten zeggen bekend te zijn met de adviezen van de werkgroepen van OPeRA.
- Zestig procent van de hoger onderwijsinstellingen is aan de slag met de adviezen.
- Zestig procent van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft de adviezen benut.
- Dertig procent van de scholen was al met het onderwerp bezig (en ziet de adviezen als bevestiging op de goede weg te zijn).
Hoe zijn de adviezen benut?
Instellingen
- Samen met een aantal vo-scholen onderzoeken hoe de aansluiting te verbeteren d.m.v. aandacht voor studievaardigheden én LOB in de leerlijn profielwerkstuk.
Dit kan resulteren in een aantal pilots als begin van een doorlopende leerlijn studievaardigheden en lob.
- De faculteit Techniek werkt samen met Technasia aan een leerlijn onderzoek doen. Deze aanpak kan als inspiratie dienen voor de samenwerking tussen andere vo-profielen en faculteiten.
- De basisbehoeftes verbondenheid, competentie en autonomie zijn centrale thema’s in de methodiek van de studiekeuzebegeleiding. Dit is terug te vinden in: de keuzespreekuren voor de poort en de voorlichting voor ouders over begeleiden bij kiezen.
- Samen met een vo-school aan een handreiking LOB voor vo-scholen werken (waarin helder wordt hoe het aanbod aan LOB-activiteiten geïmplementeerd kan worden).
- Een helder en transparant aanbod van voorlichtingsactiviteiten. Maatwerk-afstemming van LOB-activiteiten en LOB–begeleiding op de wensen van de scholen. Inzetten op open dagen, proef studeren en meeloop dagen voor aankomende studenten.
- Aansluiting op de brede vaardigheden van de leerlingen: via masterclasses. Leerlingen krijgen certificaat om te gebruiken voor hun LOB-cv of Plusdocument. De drie modules van de profielwerkstukstarter gaan over wetenschappelijk onderzoek doen en daarbij leren de leerlingen de vaardigheden en maken kennis met de universiteit. Om zelfinzicht in de eigen capaciteiten en beroepskeuze zijn er de volgende programma’s: Be Prepared (gericht op persoonlijke ontwikkeling en studiekeuze) en profielkeuze 3e klas (gericht op een eerste kennismaking met profielen en studiekeuze). Daarnaast zijn er professionaliseringsteams voor docenten en de nascholing pws en jaarlijks overleg met de schoolleiders/directeuren/ bestuurders om het programma te laten zien en een onderwerp/ thema met elkaar te bespreken.
- Een jaarlijks schoolbezoek met de programmamanager om o.a. de behoeftes van de scholen te inventariseren. Het OPeRA LOB-model sluit nauw aan bij de inhoud: Leerlingbegeleiding, Studievaardigheid en Keuzevaardigheid.
Scholen
- Mentoren en vakdocenten hebben een (nog) actieve rol gekregen hebben m.b.t. LOB.
- Men heeft aandacht voor verbondenheid, competentie en autonomie, ook in andere lessen dan LOB.
- De scholen die er al mee bezig waren benoemen dat ze het adviesrapport goed vinden, dat het aansluit bij de bestaande begeleidingspraktijk. Waarbij vanuit een pedagogische begeleidingsaanpak leerlingen begeleid worden bij studie-oriëntatie en bij de reflectie daarop.
- Ouders worden ook actief betrokken en worden regelmatig begeleidingsgesprekken met ouders erbij gevoerd.
- De adviezen hebben voor deze scholen met name een bevestiging gegeven dat de aanpak goed is en aansluit bij de ontwikkeling van de scholen.
Wat maakt dat delen van de adviezen (nog) niet benut konden worden?
Instellingen
- Een gemeenschappelijk portal met DigiD is wat onpraktisch, het is de vraag in hoeverre scholieren daar behoefte aan hebben.
- Het materiaal voor matchingsactiviteiten is (nog) niet beschikbaar gesteld.
- Belang van realistische kennismakingstijd vóór 1 mei (via open dagen, proef studeren en meeloopdagen).
- Er zijn wel uitgangspunten opgesteld, maar het programma wordt binnen de opleidingen ingevuld; er is niet één blauwdruk. Dit maakt een concrete uitwerking van een doorlopende leerlijn met een gemeenschappelijke werkwijze en een geïntegreerde aanpak van lob in het curriculum lastig.
- Het benoemen van competenties voor de leerlingen bij de programmaonderdelen zou nog een meerwaarde zou zijn.
Scholen
- Docenten en mentoren nog niet optimaal ingezet (naast 1e graads decanaat).
- Inwerken van nieuwe medewerkers.
- Nog vertaalslag van theorie van het advies naar de praktische uitwerking (“hoe dan?”) maken.
- De vele LOB-activiteiten die plaats vinden dienen nog samengebracht te worden in LOB-beleid.
- Specifieke behoeftes van hun doelgroep (leerlingen met migrantenachtergrond) vragen om andere interventies voordat ze hieraan toe komen.
- Geringe mogelijkheid tot aanwezigheid bij OPeRA bijeenkomsten.
- In het speciaal onderwijs spelen ook andere uitdagingen met betrekking tot studiekeuze en de overstap naar vervolgonderwijs.
Wat is er nodig om de adviezen (nog) verder te brengen?
Instellingen
- Tijd voor netwerken om te groeien.
- Blijvende commitment op bestuurlijk en ambtelijk niveau.
- Concrete pilots met een of meerdere scholen en opleiding(en).
- ‘Onderzoek naar de mogelijkheid/meerwaarde van een schakeldocument zoals lob-cv in regio Rotterdam’, ‘verduurzaming door een bestuurlijk convenant tussen vo en ho (vergelijkbaar met het convenant keuzedeel mbo-hbo)’ en ‘meer aandacht voor een brede oriëntatie op studiekeuze in 3 stappen’.
- Het model wordt al gebruikt in het aansluitingsonderwijs en kan daarnaast nog verder onder de aandacht gebracht bij matching en voorlichting.
Scholen
- Een meerderheid in het team die de adviezen omarmt.
- Tijd (o.a. om LOB nog meer onder de aandacht te brengen bij vakdocenten).
- Meer draagvlak.
- Het vrijmaken/faciliteren tijd om namens de school te participeren aan de bijeenkomsten.
- Praktijkvoorbeelden.
- Continuering van de reeds bestaande pedagogische begeleidingsaanpak.
Conclusie en aanbevelingen voor doorontwikkeling
Conclusie
- Er is breed draagvlak voor de adviezen die de OPeRA werkgroepen geformuleerd hebben.
- De adviezen sluiten goed aan bij de visie van de scholen en instellingen.
- Binnen de instellingen (en lerarenopleidingen) zijn de thema’s op de agenda gekomen en zijn de adviezen meegenomen.
- De mate waarin de adviezen benut zijn binnen de scholen en instellingen verschilt, dit is mede afhankelijk van de fase van ontwikkeling waarin men zich bevindt en de keuzes qua koers en focus die de scholen of instellingen maken.
- Een deel van de scholen heeft voldoende aan de handvatten die de adviezen bieden en een deel van de scholen heeft behoefte aan verdere concretisering.
- Het is een proces: er zijn allerlei initiatieven in gang gezet en ontwikkelingen verder gebracht.
Aanbevelingen
- ‘Tijd’ is een belangrijke voorwaarde om adviezen verder te kunnen brengen.
- OPeRA kan de data van bijeenkomsten (nog) tijdiger communiceren, zodat men tijd kan vrijmaken ervoor.
- Leidinggevenden kunnen relevante sleutelfiguren binnen hun instelling of school erop attenderen en hen in tijd faciliteren om te gaan ten behoeve van het verder brengen van de adviezen.
- ‘Focus’ (keuzes maken, deze bundelen in beleid en de ingestoken koers blijven volgen (en borgen) is een belangrijke voorwaarde voor het verder brengen van de adviezen.
- OPeRA kan de thema’s cyclisch op de agenda zetten en een platform faciliteren voor dialoog en uitwisseling. Zodat de leidinggevenden binnen de instellingen en scholen de handvatten die passen bij hun fase van ontwikkeling op kunnen pakken voor verdere implementatie.
- Er wordt meerdere malen benoemt dat verschillende gremia met dezelfde thema’s bezig zijn: OPeRA kan hierbij ondersteunen door zou het bundelen of afstemmen van de kennis, of (nog) overzichtelijk(er) maken welke informatie zodat initiatieven aan elkaar verbonden worden.
- De scholen en instellingen kunnen ‘focus’ aan brengen door het op te nemen in beleidsplannen en de uitvoering te borgen.
- OPeRA kan hierbij ondersteunen door adviezen verder te concretiseren.
- ‘Draagvlak’ wordt als belangrijke factor genoemd.
- Leidinggevenden kunnen er binnen hun school of instelling voor proberen te zorgen dat bijvoorbeeld LOB iets van iedereen die met de leerlingen en studenten werkt wordt.
- OPeRA kan hierbij ondersteunen door het cyclisch te agenderen, bijeenkomsten te organiseren en goed praktijkvoorbeelden te delen.
- OPeRA kan bij het formuleren van adviezen werkgroepen wellicht specifieker mee laten nemen dat ze ook toepasbaar dienen zijn voor scholen met diverse leerlingengroepen (omdat deze behoefte benoemd is door een school).
- OPeRA kan een bijdrage blijven leveren aan het laten groeien van commitment op bestuurlijk en ambtelijk niveau. Verduurzaming van de adviezen op een wijze dat ze het primaire proces bereiken is een proces waar samenwerking voor nodig is.
*Inmiddels (november 2020) zijn dat er 102.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.